post

Eredivisie | Eredivisie vrouwenvoetbal: prachtige, maar veel te weinig gewaardeerde competitie

De verschillende vrouwen teamsporten in Nederland staan op een zeer hoog internationaal niveau en zijn uiterst aantrekkelijk om naar te kijken. Op het wereldpodium spelen de Nederlandse vrouwenteams in hockey, volleybal, handbal, waterpolo en inmiddels ook voetbal een steeds belangrijker rol. Het is niet meer ‘hopen op’ maar ‘verwachten van’ olympische medailles in diverse vrouwen teamsporten in Tokyo 2020.

Vrouwenvoetbal is ‘hot’ in Nederland, vooral door de alsmaar toenemende successen van de Oranjevrouwen. Inmiddels heeft de KNVB ca 160.000 voetballende meisjes en vrouwen geregistreerd en dit aantal groeit gestaag met 3-5% per jaar. Qua aantal leden is vrouwenvoetbal het vrouwenhockey voorbij gestoken als grootste vrouwenteamsport in Nederland.
Vrouwenvoetbal onderscheidt zich van mannenvoetbal wat betreft pure beleving, strijd, passie, enthousiasme en een uiterst faire, sportieve spelopvatting, zowel in als buiten het veld. Er is altijd een positieve sfeer in het stadion met garantie voor amusement.

‘De Eredivisie vrouwenvoetbal is nog steeds te groot voor het servet en te klein voor het tafellaken’

Eredivisie vrouwenvoetbal – huidige situatie

De Eredivisie vrouwen (EV) is, als bovenste sluitstuk van de meisjes- en vrouwenvoetbalpiramide, 12 jaar geleden opgericht en heeft sinds die tijd veel ups en vooral downs gekend. De samensmelting met de Belgische (BeNe Liga) leverde bijvoorbeeld een aantal jaren geleden niet het beoogde commerciële succes.

Oud-KNVB Directeur, Bert van Oostveen, zei het treffend tijdens een workshop voor studenten in Breda, voorafgaand aan het EK Voetbal 2018 in Nederland: ‘de Eredivisie vrouwenvoetbal is nog steeds te groot voor het servet en te klein voor het tafellaken, en had wellicht nooit in deze vorm moeten worden opgericht.’

Ik heb het genoegen mogen smaken een jaar lang als Algemeen Directeur van de nieuw opgerichte Coöperatie Eredivisie Vrouwen (CEV), de EV van zeer nabij mee te maken. De EV kenmerkt zich, naast de eerder genoemde sportieve aantrekkingskracht en kwaliteiten, door een jonge gemiddelde leeftijd (begin 20), en is de ideale verbinding en springplank vanuit het jeugd- en amateurvoetbal naar het nationale team. Om de stap naar Oranje te maken is het meer en meer noodzakelijk dat er een transfer volgt naar een buitenlandse sterke competitie. Noot: de EV-clubs zouden er om die reden goed aan doen met geregistreerde contracten te werken, omdat transfersommen (en opleidingsvergoedingen aan de voorkant) belangrijk zijn voor onder andere kostendekking van de jeugdopleiding.

Talentopleiding
Steeds meer EV-clubs richten een talentopleiding in, mede doordat de Regionale Trainings Centra (RTC) in Amsterdam en Eindhoven worden gesloten, en dat zal in de komende jaren zeker zijn vruchten afwerpen voor een kwaliteitsverbetering van de EV-competitie en een stabiel hoog niveau van het nationale team.

Door de KNVB zijn jarenlang convenanten afgesloten met de eredivisieclubs, maar zonder inspanningsverplichtingen

Ondanks de enorme sportieve successen van Oranje is het echter nog niet direct vanzelfsprekend dat er een financieel onafhankelijke EV ontstaat. Het nog immer ontbreken van een professionele en financieel onafhankelijke EV heeft mijns inziens te maken met een drietal factoren:

De inrichting via BVO’s

# wel in naam, maar nauwelijks onderdeel van de BVO-organisatie;
# veelal georganiseerd in stichtingsvorm;
# geleid (bestuurd) door enthousiaste, gedreven vrijwilligers (enkele clubs uitgezonderd).

• Ontbreken van meerjarenbeleid & inspanningsverplichtingen

# door de KNVB zijn jarenlang convenanten afgesloten met de EV-clubs, maar zonder inspanningsverplichtingen, en dus ‘vrij te besteden financiele middelen’;
# geen meerjarenbeleid opgesteld door de KNVB;
# geen meerjarenbeleid opgesteld door de BVO’s c.q. Stichtingen.

• Financiële situatie

# jaarlijkse geringe bijdrage door KNVB (alle EV-clubs ontvingen t/m 2018 hetzelfde bedrag, zonder verplichtingen, en onafhankelijk van organisatie, bestuur en beleid);
# jaarlijkse geringe bijdrage, in geld c.q. in voorzieningen, door ‘verbonden’ BVO’s;
# relatief weinig (lokale) sponsorinkomsten door ontbreken marketingbeleid, -plan en -personeel.

Vrouwenvoetbalpiramide
Via een uitgebreide en strenge selectie heeft de KNVB in 2018 een aantal ‘sterke amateurverenigingen’ aangewezen. Criteria zijn o.a. ‘zelfsturend, bestuurlijk betrokken, open, verbindende en kennis delende houding, ‘inclusief’ denken/handelen, financieel gezond, en uiteraard een volwaardige meisjes-/vrouwenvoetbalinrichting.

Uiteindelijk wordt er een landelijk netwerk gecreëerd van sterke verenigingen met een krachtige, veilige leeromgeving, degelijk bestuur, beleid en organisatie, en met competente begeleiding en coaching. Een in mijn ogen uitstekende ontwikkeling. Het zal de gestaag groeiende meisjes-/vrouwenvoetbalpiramide versterken in basis en voortgang. De geselecteerde sterke verenigingen worden door de KNVB intensief begeleid naar een steeds hoger niveau op diverse onderdelen en zij vormen de ideale ‘brug’ tussen de kleinere verenigingen en de EV om zo de voetbalvrouwenpiramide ook aan de bovenkant te sluiten.

Eredivisie vrouwenvoetbal (EV) – de toekomst
Sportief gezien is de EV het logischerwijze hoogste niveau van het vrouwenvoetbal in Nederland, maar het is voornamelijk voetbal op amateurbasis, gezien de geringe vergoedingen en aandacht van fans, media en sponsors. Het is zowel de KNVB als de betrokken BVO’s in 12 jaar Eredivisie vrouwenvoetbal niet gelukt een degelijk en onafhankelijk platform te creëren. De vraag kan derhalve gesteld worden of de door de KNVB geselecteerde en begeleide ‘sterke amateurverenigingen’ op hoofdklasseniveau in de nabije toekomst niet het hoogste vrouwenvoetbalplatform in Nederland moet worden.

Het is verre van aantrekkelijk dat een aantal eredivisieclubs in een veel te groot ‘BVO’-stadion spelen

Enkele uitzonderingen daargelaten worden de huidige EV-clubs geleid door actieve en zeer gemotiveerde bestuurders op vrijwillige basis, die geheel buiten de ‘mannen’-BVO staan. Dat zouden de sterke hoofdklasseclubs even goed kunnen doen, met meer organisatie en middelen achter zich. Tevens is het verre van aantrekkelijk dat een aantal EV-clubs in een veel te groot ‘BVO’-stadion spelen met het oog op het geringe aantal toeschouwers (ca 500 per wedstrijd).

Een EV met ca 12-14 teams, geografisch verdeeld over Nederland, verbonden aan de sterke amateurverenigingen op hoofdklasseniveau, met elk een eigen talentopleiding, zou in mijn ogen een goed denkbaar hoogste vrouwenvoetbalniveau in Nederland kunnen zijn. Dat brengt het zeer aantrekkelijke vrouwenvoetbal dichter bij de fans (o.a. de vele jeugdvoetbalsters) en businesspartners, schaadt het voetballend niveau niet ten opzichte van de huidige relatief kleine EV en biedt talentvolle meisjes minimaal dezelfde kansen op een internationale carrière.

Geschreven door Paul ten Hag
Paul ten Hag was van medio 2017 tot medio 2018 algemeen directeur van de nieuw opgerichte Coöperatie Eredivisie Vrouwen (CEV). Tevens is hij vanaf 2012 als docent verbonden aan het Johan Cruyff Institute en was hij in 2013 tot eind 2016 bijna vier jaar algemeen directeur van de Nederlandse Handboog Bond. Eerder werkte hij onder meer voor AGOVV Apeldoorn BV, Nike, Holec Holland, Texas Instruments, Shell en DSM.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.